Het stond al een tijd in mijn agenda: 17 mei, tocht naar de Randmeren. Volgens de aankondiging “een ideale tocht voor redelijk ervaren kanovaarders die groter water willen ontdekken en beginnend grootwatervaarders”.

Groot water is niet nieuw voor me, maar het is wel al ruim 10 jaar geleden dat ik op de Waddenzee en Middellandse Zee dobberde. Dus sta ik om half 9 met 2 grote tassen bij Outdoor  Deventer, samen met 2 andere ‘beginners’ en 3 ervaren grootwaterhelden. We steken de Veluwe over (hoe hoog kan je eigenlijk komen met een kano?), op weg naar de Bremerberg bij Biddinghuizen (hoe hoog kan een berg in Flevoland zijn?).

Na een peptalk van Siep gaan we te water. Het is erg rustig, de slechte weersverwachting heeft veel mensen thuis gehouden. Maar het weer is prima, droog met een stevig windje van opzij en nauwelijks golven. Maar in mijn hoofd knaagt iets: Siep zei iets, dat hij hier ergens  wilde oefenen met omslaan. Geen probleem, vaak genoeg geoefend, maar toch blijft iets in mijn hoofd zich daar altijd tegen verzetten. Ik hoor niet in het water, maar erop! Voorlopig gaan we eerst varen, dreiging even afgewend.
Op het Veluwemeer volgen we de boeienlijnen, want hoewel we vandaag de kust wel kunnen zien, zijn die boeien op groter water (of bij minder zicht) je enige houvast. Als we de boeien van het zeilgebied volgen, slingeren we behoorlijk heen en weer over de plas. Eén ding is zeker: links is het (erg) ondiep, rechts is ruimte voor grotere boten. Even later verlaten we de vaargeul weer en zetten koers naar eiland  Pierland. Wind schuin vanachter betekent flink bijsturen en een heel gespierde rechterarm. Ik beloof mezelf nu toch echt eens de scheg te laten repareren, waarvan de bediening stuk is. Bij camping De Oude Pol leggen we aan voor koffie met appelgebak. Daar doe je het toch voor.
Na nog een snelle boterham wenden we de steven terug naar ons startpunt. We blijven wat onder de eilandjes om zo min mogelijk last van de wind te hebben. Met een handmatig ingestelde scheg gaat het een stuk beter. Even uitkijken bij de vaargeul, want inmiddels zijn er ook wat zeilboten en jachtjes wakker geworden. In het zicht van de Bremerberg gaat het dan toch gebeuren: omslaan en reddingen oefenen. Essentieel op groot water, want naar de kant zwemmen is er niet bij. Dus ik ga om, vergeet adem te halen en schrik toch van het koude water. En dan doe ik, wat eigenlijk nooit werkt op groot water: ik ga staan, en sta tot mijn middel in het water. Gelukkig is de redding nabij, al valt het in dat ondiepe water nog niet mee om weer in de boot te klimmen.
Op naar de kant maar, omkleden, napraten en opruimen. Omdat de tocht niet ver was, zijn we rond half 5 al weer terug in Deventer. Op tijd thuis voor het avondeten.

Het was fijn om weer even opnieuw kennis te maken met het grote water. Natuurlijk kan je op het Veluwemeer bijna overal staan en beide oevers zien. Maar het is goed om weer even gevoel te krijgen voor weer en wind op een grote plas, en om te oefenen met navigeren. En ik weet nu dat ik echt achter de scheg aan moet (is een week later inmiddels gebeurd) en dat je reddingen moet blijven oefenen. Margot, dank voor de organisatie en Siep, dank voor je wijze lessen. Dit smaakt naar meer!

Paul